Ooit zocht ik hulp bij een psycholoog en daar had ik een diagnose voor nodig. Anders mocht het niet. Na het invullen van een stapel vragenlijsten kwam daar de diagnose angststoornis NAO uit. NAO = Niet Anders Omschreven en dat betekent dat je niet in een van de standaardhokjes past, maar wél in een hokje moet. Handig, toch? Zo kon de behandeling beginnen. Alleen jammer dat ik mezelf in die diagnose totaal niet herkende.
Want ja, ik ben vaak bang. Maar niet op de manier die in de boekjes staat. Ik zie gewoon álle opties waarop iets mis kan gaan. En geloof me: dat zijn er veel. Het brein van een hoogbegaafde is namelijk een soort popcornmachine — er springt altijd wel weer een scenario omhoog.
Maar gek genoeg laat ik me er niet door tegenhouden. Integendeel. Ik beland in de meest bizarre situaties. Ga gerust mee op safari in Afrika, spreek voor een volle zaal of trim mijn eigen hond (zie een eerdere column) — terwijl mijn hoofd onderweg honderdtwintig keer roept: maar wat als…?!
Pas later snapte ik dat mijn angst niet weg te behandelen viel, want het is geen los probleem. Het ís wie ik ben: snel, complex, intens. Ik zie te veel mogelijkheden. En eerlijk gezegd: dat is soms doodvermoeiend, maar ook best handig.
Dus ja, ik ben bang. Maar bang mét lef.